Het populaire televisieprogramma ‘Heel Holland Bakt’ is weer begonnen. Volgens onderzoekers is bakken een teken van naastenliefde en verhoogt het je welzijn en geluk. Het kan zelfs stressverlagend werken. Dat laatste geldt helaas niet voor mij, want ik word er juist zenuwachtig van. ‘Heb ik wel alle ingrediënten? Staat de oven wel op de juiste stand? Zakt het baksel straks niet in?’ Ik ontspan meer bij een spannende Netflix-serie of het uitpluizen van mijn stamboom. Over dat laatste gesproken, ik blijk bizar veel bakkers in mijn familie te hebben. Drie daarvan richtten zelfs een heus bakkersimperium op.
Kneden en schieten
De bakkers in mijn familie zitten vooral in één bepaalde tak, namelijk die van mijn oma van vaderskant. De Sonneveldt-mannen. Als je in de Sonneveldt-stamboom op ‘bakker’ zoekt, vind je ongelooflijk veel bakkers. Naast brood- en beschuitbakkers komen er ook heel wat pottenbakkers voor, maar dat is een andere tak van sport. Door de eeuwen heen zijn er heel veel Sonneveldt- mannen geweest die dagelijks hun handen en voeten moe kneedden en met houten schieters broden in hete ovens schoten. Interessant, maar die staan best ver van mij vandaan. Daarom begon mijn speurtocht bij mijn betovergrootvader Aarnout Sonneveldt. Die overigens zelf geen bakker was.
Een schipper uit Veen
Aarnout Sonneveldt (1792–1871) was schipper van beroep. Hij werd geboren op 12 december 1792 in Veen. Veen was een van de zogenaamde benedendorpen van het land van Heusden en tegenwoordig onderdeel van de gemeente Altena in Noord-Brabant. Het plaatsje ligt dicht bij de Maas. Waarschijnlijk ontleent Veen zijn naam aan de venige bodem, hoewel oppervlakteveen er nu niet meer te bekennen is. Dat zal in de loop der tijd zijn afgegraven. Het is niet bekend waar Aarnout voer of wat hij vervoerde, maar het is niet ondenkbaar dat hij vrachtschipper van turf was en op de Maas voer.
Van schipper naar winkelier
Vermoedelijk ontmoette hij zijn vrouw Anna Maria Blankers op een van zijn tochten over het water. Anna was winkelierster en werd geboren op 23 juli 1810 in Bergharen, Gelderland. In die tijd trokken winkeliers (kremers) langs de huizen en ook bij Anna kan dit het geval zijn geweest. Wat ze precies verkocht, is niet bekend. Aarnout en Anna trouwden op 27 januari 1836 in Appeltern en gingen daar ook wonen. Het beroep van Aarnout was bij zijn huwelijk nog schipper, maar bij de geboorte van zijn kinderen staat er ‘winkelier’ op de akte. Hun eerste kind werd geboren op 21 mei 1836 en was dus al vrij snel na hun huwelijk. Anna was winkelierster bij haar trouwen, maar bij de geboorte van de kinderen staat er geen beroep vermeld. Aarnout en Anna kregen twee kinderen, Jonas en Cornelia, waarvan Jonas in 1842 op zesjarige leeftijd overleed, een paar maanden later gevolgd door zijn moeder Anna. Zij was nog maar 31 jaar oud. Er heersten in die tijd veel epidemieën, zoals pokken en tyfus.
Hertrouwen
Aarnout hertrouwde in 1844 met Cornelia Blankers, de tien jaar jongere zus van Anna. Hij zal de handel van Anna voorgezet hebben, want bij zijn tweede huwelijk staat hij nog steeds te boek als winkelier. Aarnout en Cornelia kregen vier dochters en vier zonen. Vermoedelijk hielpen de vijf dochters (ook dochter Cornelia uit Arnouts eerste huwelijk) allemaal mee in de winkel. Dochter Antje had later samen met schoonzus Ditje tot ongeveer 1937 een winkel in garen en band. Misschien is dit de winkel die Antje van haar vader heeft overgenomen. En drie van de vier zonen werden – ja daar komt ie –bakker.
Zelf brood bakken
In die tijd werd brood op het platteland vaak aan huis gebakken. Met name de grotere, meer afgelegen boerderijen hadden een eigen bakoven. Vaak bestond die oven uit een of twee kamers. Bij een tweekamer oven werd onderin het hout verstookt en in de bovenste kamer het brood gebakken. En hadden mensen geen oven dan was het heel normaal dat ze met hun eigen deeg naar de plaatselijke bakker gingen om het brood te laten bakken. Het brood dat werd gemaakt was gebaseerd op bierresten (waar gist in zat) of op een starter die gemaakt was van meel vermengd met water dat enkele dagen moest blijven staan. Dan konden wilde gisten zich in het mengsel nestelden, waardoor het begon te rijzen. Pas in de 19e eeuw werd gist ontdekt zoals wij dat nu kennen.
De bakkerszonen
Jan (1853-1937), de tweede zoon van Aarnout en Cornelia, was waarschijnlijk uitbater van een herberg waar hij ook brood bakte. Want naast broodbakker staan ook de beroepen herbergier en kastelein op diverse aktes vermeld. Zoon Matthijs (1856-1913) stond specifiek bekend als brood- én beschuitbakker. Beschuit bakken was echt een vak apart. Hij adverteerde overigens ook als perendroger. Van zoon Cornelis (1857-1887) is alleen bekend dat hij bakker was.
De Griet Geurtshof
Niet alle zonen werden bakker, want de oudste zoon, mijn overgrootvader Jonas (1845-1920), werkte als knecht op de Griet Geurtshof, een groot herenhuis aan de Walstraat in Appeltern. Het huis was ooit gebouwd door Anne-Alexander De Villers, de toenmalige burgemeester van Appeltern. Na het overlijden van De Villers hertrouwde zijn vrouw met de hervormd predikant van Appeltern, dominee Van Kuijk. Een van de dienstmeisjes op de Griet Geurtshof was Christina Malcorps (1947-1930). Knechten en dienstmeisjes woonden in die tijd vaak bij hun werkgever in. Christina diende het gezin al sinds haar zestiende, was er zeer geliefd en werd uiteindelijk gezelschapsdame van de vrouwen in het huis. Toen de ongetrouwde dochter Elisabeth De Villers overleed, kwam het huis bij gebrek aan erfgenamen in handen van koetsier Gerrit Spies en gezelschapsdame Christina. Kort nadat Christina de helft van het perceel erfde, trouwde ze met Jonas. Bij het huis zat ook landbouwgrond en Jonas werd landbouwer.
Zonen van Jonas
De broers Matthijs en Cornelis bleven ongetrouwd, maar broer Jan stapte wel in het huwelijksbootje. Hij trouwde met Hendrica Wilhelmina van der Schie en zij verhuisden enkele jaren na hun huwelijk van Appeltern naar Rotterdam. Jan en Hendrica kregen een paar zonen, maar geen van deze kinderen trad in de voetsporen van hun vader of hun ooms. Je zou denken dat het daar dan wel stopte met de bakkers in deze lijn, maar nee. Het bijzondere is namelijk dat juist alle zonen van landbouwer Jonas verslingerd raakten aan het bakkers vak.
In de leer
In de keuken van de Griet Geurtshof zat een grote bakoven. Vermoedelijk werd in de tijd dat de familie De Villers er woonde al eigen brood gebakken. Zo’n oven werd meestal gestookt met takkenbossen of turf. Christina en Jonas kregen vier zonen en twee dochters. De zonen konden hier wat oefenen met het broodbakken en gingen vermoedelijk bij hun ooms in de leer. In 1900 was er een bakker Sonneveldt in Appeltern werkzaam, dit zal Matthijs Sonneveldt zijn geweest, want Jan was toen al verhuisd naar Rotterdam en Cornelis was al in 1887 overleden. De neven zullen ongetwijfeld hun oom geholpen hebben met klusjes. Rond 1900 werd brood steeds vaker aan huis bezorgd. In eerste instantie met een hondenkar of iets dat daarop leek en in latere jaren, na het uitvinden van de fiets, ook vaak met de bakkersfiets met een grote mand aan het stuur.
Emigreren
De zonen waren rond 1900 in de twintig, hadden de kneepjes van het vak geleerd en wilden waarschijnlijk iets voor zichzelf beginnen. Er heerste veel armoede in die tijd en drie van de vier zonen zagen het niet zitten om in Nederland te blijven. In die tijd emigreerden veel Nederlanders naar het verre Amerika om zo een nieuw leven te beginnen. Diverse familieleden van de kant van hun moeder waren de jongens al voorgegaan. De tweede zoon Chris emigreerde in 1903, gevolgd door de oudste zoon Arnold in 1904. Jongste zoon Jan voegde zich in 1905 bij zijn broers. Hij moest eerst vee verkopen in Duitsland om voldoende geld voor de overtocht te hebben. Zoon Cor bleef in Appeltern en werd daar broodbakker. Later verhuisde hij naar Groesbeek.
Grand Rapids
De drie geëmigreerde broers kwamen terecht in Grand Rapids, de plek in de 19e en 20ste eeuw waar veel Nederlanders zich vestigden. Nadat ze zich hadden gesetteld, startten ze in 1905 een bakkerij in Grand Rapids West Side, genaamd Crescent Bakery. Arnold continueerde het bedrijf en veranderde de naam in Sonneveldt Bakery. In 1922 verhuisde het bedrijf naar Leonard Street Northwest en rond 1930 veranderde Arnold de naam in Buttercup Bakery. Na het overlijden van Arnold maakten zonen Arnie en Bob Buttercup Bakery lokaal beroemd door hun Deense gebakjes, ambachtelijke broden en hun heerlijke cakes aan supermarkten in de omgeving van Grand Rapids te verkopen.
Arnie’s Bakery
In dit familiebedrijf vonden veel Sonneveldt kinderen werk. In 1969 ontmoette Arnie de Zweed Arne Fahlen, die professioneel opgeleid was in het bakkers vak. Hij had onder andere de opleiding tot Pastry Chef in Zwitserland gevolgd. Hij wilde altijd al een eigen bakkerij bezitten en die wens ging in vervulling toen Bob zijn aandeel in Buttercup Bakery aan hem verkocht. Arne startt in 1972 het eerste bakkerij restaurant, genaamd The Old Mill in Rockford, dat ook nu nog bestaat. In 1978 veranderden ze de naam in Arnie’s Bakery Restaurant. Gezien de namen van vader Arnold en zoon Arnie en die van Arne was dit een perfecte nieuwe naam voor het bedrijf.
Rijke historie
Arnie bleef tot zijn pensioen in 1992 bij het bedrijf en hielp Arne mee om Arnie’s Bakery & Restaurants te maken tot een goedlopend concept in West Michigan. Na zijn pensioen verkocht hij zijn aandeel in het bedrijf aan Arne waarmee een eind aan de betrokkenheid van de familie Sonneveldt bij het bedrijf kwam. Tot op de dag van vandaag is de bakkerij nog steeds gevestigd op Leonard Street Northwest en worden van daaruit 75 winkels in West Michigan bevoorraad met hun bakproducten. En ook worden alle lekkernijen verkocht in de 4 restaurants rond Grand Rapids. De medewerkers van het bedrijf zijn nog steeds trots op de geschiedenis van het bedrijf dat meer dan 100 jaar teruggaat.