Vorig jaar las ik een interessant artikel over de beste plaatsen om een roman te schrijven volgens auteurs. Journalist Amelia Tait probeerde het uit en schreef in een herdershut (Henry David Thoreau), bibliotheek (William Gladstone), schuurtje (Roald Dahl), hotel (Maya Angelou), tussen de bomen (D.H. Lawrence), in bad (Agatha Christie) en thuis (Jane Austen, J.D. Salinger en E.B. White).
The best place to write a book is on a blank page – but the best place to put that blank page remains a mystery. Roald Dahl wrote while smoking cigarettes in his garden shed; it’s been said that Agatha Christie liked to come up with her plots in the bath.
Door nauwgezet het aantal woorden te tellen dat ze wist te schrijven op de favoriete schrijfplekken van auteurs, en dit vervolgens te middelen tot een aantal geschreven woorden per uur, kon ze de voor- en nadelen van verschillende schrijfplekken vergelijken.
Het experiment wakkerde mijn nieuwsgierig naar werkplekken van schrijvers en hun verhalen aan. In The Guardian vond ik de serie Writer’s rooms uit 2008/2009 waarin hedendaagse Britse auteurs hun werkplekken beschrijven en ons een kijkje gunnen in hun schrijfdomeinen. De foto’s zijn een soort snapshots van woon- en werkkamers met daarin een bureau of tafel. De schrijver zelf staat niet op de foto.
I write by hand. I do not understand how people can arrive at even a flicker of creativity by means of a computer.
Edna O’Brien
Een extraatje in deze serie zijn de vertellingen over de werkkamers van beroemde schrijvers uit voorbije eeuwen, zoals Jane Austen, Charlotte Brontë, Virginia Woolf, Charles Darwin, George Bernard Shaw en Roald Dahl. De werkplek van Dahl wordt beschreven door illustrator Quentin Blake.
I didn’t go into the shed very often, because the whole point of it as far as Roald was concerned was that it was private, a sanctuary where he could work where no one interrupted him.
Op Netflix zagen we kortgeleden de writing shed met daarin Ralph Fiennes als Roald Dahl in de verfilming van een aantal short stories van Dahl door Wes Anderson.
In Writer’s rooms staat als kleinste schrijfplek in de geschiedenis die van Jane Austen te boek. Ze publiceerde anoniem want in die tijd werden vrouwen niet geacht te schrijven. En zeker geen kritische satire. Het was begin 19e eeuw. Ze schreef, bij gebrek aan een eigen werkkamer, aan een klein tafeltje achter een krakende klapdeur. Zo kon ze bedienden en bezoek horen aankomen en haar dichtbeschreven blaadjes snel wegbergen. Niet echt de ideale plek om een meesterwerk te schrijven. Zou je denken.
Al eeuwenlang spreken werkplekken van grote schrijvers tot de verbeelding. Niet voor niets kan je de werkplekken van overleden schrijvers nog bezoeken. Een paar jaar geleden tijdens ons verblijf in Sussex bezochten we de tuin van Monk’s House met het schrijfhuisje van Virginia Woolf en beklommen we de ronde trap naar de torenkamer van Vita Sackville-West in kasteel Sissinghurst. Het schrijfschuurtje van Dylan Thomas, naast het boothuis in Laugharne in Carmarthenshire is er ook nog steeds en het schuurtje van Roald Dalh staat inmiddels in het Roald Dalh museum in Great Missenden, Buckinghamshire.
In het Verenigd Koninkrijk is men duidelijk goed in het bewaren van de schrijversmagie. In Nederland lijken we daar wat slordiger in. Wat overigens niet geldt voor de Grote Harry Mulisch. Zijn werkplek bleef na zijn overlijden intact en is online te bekijken.
En andere bewaarde schrijfplekken in Nederland? Het huis in Middenbeemster van Betje wolff, die eind 18e eeuw samen met Aagje Deken een bekend schrijversduo vormde. En het Witsenhuis, de atelierwoning van Willem Witsen, aan het Oosterpark in Amsterdam. De eerste verdieping is te bezoeken, de overige appartementen worden sinds 1943 volgens de wens van de weduwe van Witsen bewoond door Nederlandse schrijvers. Eerste bewoner was dichter J.C. Bloem. Ook Marga Minco en man Bert Voeten woonden er. Recente bewoners zijn Franca Treur, Tjitske Jansen en Niňa Weijers. Hoeveel verschillende werkkamers zijn dat wel niet geweest!
Mijn volgende ontdekking schrijfplekken van onze eigen schrijvers was het literaire fotoboek Where the magic happens: schrijverskamers (2016). Daarin interviewde journalist Huib Afman 45 Nederlandse en Vlaamse auteurs en werden hun schrijverskamers door Corné van der Stelt vastgelegd. De foto’s zijn haast stillevens van bureau, stoel en schrijfgerei. Net als in de Britse serie zijn ook hier de schrijvers zelf afwezig.
En ook hier voldoen de meeste kamers aan het beeld van de ouderwetse werkkamer met bureau. Vaak met een laptop of soms nog met een elektrische typemachine. Zoals bij Midas Dekkers. Maar in tegenstelling tot de foto’s uit de Writer’s rooms zie ik veel minder de schrijverskamers. Ik zie met name een bureau of tafel waaraan de auteurs schrijven. Ik zie niet de hele kamer. Waarschijnlijk is het Afman te doen om de magie van de daadwerkelijke werkplek.
Een werkkamer moet groeien, net zoals een boekenkast groeit door nieuw gelezen boeken. Deze ruimte is een verlengstuk van mijzelf. Dit is zeg maar het anorganische deel van mijn organismetje, het huisje dat bij de slak hoort. Ben ik niet hier, dan kan ik niet schrijven.
Midas Dekkers
Kijk ik naar de foto van de schrijfplek van Midas Dekkers, dan zie ik een antiek bureau met dito stoel. Op het bureau staan naast de typemachine merk Brother CE-60 een microscoop, een asbak, rekenmachientje, scharen en een heleboel inktpotjes. Ik lees dat Midas Dekkers in het voormalig gemeentehuis van de opgeheven gemeente Weesperkarspel woont en zijn werkplek in de voormalige raadzaal heeft.
Ik wil meer dan alleen het bureau zien. Ik wil die raadzaal zien. Ik zoek op internet naar de werkplek van Midas Dekkers en vind een foto van Midas aan dat bureau met achter hem de rest van de kamer. En dat totaalbeeld vind ik eigenlijk interessanter.
Ik zoek verder en vind zelfs een 360 graden foto van de hele kamer. De foto hoort bij een interview uit 2008/2009 in de serie Zie de schrijvers werken van NRC. Daarin worden 19 schrijvers in hun werkkamer geportretteerd en gevraagd naar hun schrijfgewoonten.
Helaas heeft NRC de website met de hele serie offline gehaald. Ook weer slordig. De serie van The Guardian is nog wel online te vinden. Weer een teken dat de Britten hun cultureel erfgoed beter bewaken en bewaren. Graag had ik gezien of Arthur Japin toen ook al in de torenkamer in Frankrijk schreef. En hoe de jukebox van A.F.Th. van der Heijden er uit ziet.
Verder bladerend in het boek van Huib Afman lees ik ook uitzonderingen op de standaard werkplek. Zoals Herman Koch die het liefst gewoon aan de keukentafel schrijft. Toine Heijmans die elke woensdag aan boord van zijn zeilboot zit te typen en Arnon Grunberg die graag in hotelkamers schrijft, of in ieder geval op een plek die niet van hem is.
Ik houd ervan om op een plek te werken waar ik weer weg kan, die niet van mij is. Als iets je bezit niet is, kun je je concentreren op het wezenlijke en voor mij is dat voor een groot gedeelte mijn werk.
Arnon Grunberg
Mijn meest recente aankoop over schrijverskamers is het boek Rooms of Their Own: Where Great Writers Write (2022) waarin Alex Johnson de wereld rond reist en de unieke plekken, gewoonten en rituelen onderzoekt waarin beroemde schrijvers hun meest opmerkelijke werken creëerden.
He [Stephen King, red.] argues that it’s important to have a room to work which has as few distractions as possible and a door to close to keep people from coming in, a statement that you are ‘at work’ in your sanctuary and should not be disturbed.
Alex Johnson
Johnson doorkruist eeuwen, continenten en genres en brengt 50 van de beste schrijvers samen. Van James Baldwin, die in de kleine uurtjes van de ochtend in zijn appartement in Parijs schrijft tot D.H. Lawrence die schrijft aan de voet van een torenhoge Ponderosa-dennenboom. Elke schrijfplek wordt geïllustreerd met een aquarel van James Oses.
Is er na al die verhalen over schrijfplekken iets te zeggen over wat een goede schrijfplek is? Volgens de berekeningen van Amelia Tait is het schuurtje de beste plek om een boek te schrijven. Het is als een klein huisje buitenshuis, maar dan zonder de afleidingen van thuis. Roald Dahl begreep dat. En de op een na beste plaats is onder de bomen, naar de voorkeur van D.H. Lawrence.
Maar de ideale locatie, de ‘beste plek’, zal voor iedereen verschillen, afhankelijk van de mate van discipline, hoe vatbaar je bent voor huishoudelijke klusjes en je je kunt buitensluiten voor het gejengel van kinderen. Wat het experiment van Tait in elk geval heeft bewezen, is dat je overal kunt schrijven, als je er maar je zinnen op zet. Al heeft ze haar twijfels over het bad.